'Vanochtend begon een groep aan zijn schreeuwtherapie. / En al dat lawaai is niets dan opzichtige stilte.' Zo eindigt een gedicht uit de eerste reeks van Opzichtige stilte. Hierin neemt iemand het risico te spreken namens een groep die in de marge van de samenleving is beland. In de daaropvolgende reeksen probeert hij zich los te maken van deze groep en zijn eigen stem, zijn persoonlijke plek te heroveren. Of hem dat lukt is een open vraag: 'Gedichten zijn immers precisiewerk van een chaoot.'