De verdiensten van de koningen en keizers die in de mist van de geschiedenis zijn verdwenen, werden ooit hemelhoog geprezen. Anno nu zijn er in Europa nog maar koninkrijke over. Ze houden slechts stand in Scandinavië, Groot-Brittannië, België, Spanje en Nederland.
In ons land is het Huis van Oranje de uitverkoren familie die, uitsluitend op grond van geboorte, de bijzondere plaats krijgt toebedeeld die het in het Nederlandse bestel inneemt. Zo is het in onze Grondwet geregeld. Er is tot dusver nooit een Oranje geweest die de troon heeft geweigerd.
Het koningschap is dan ook een luizenbaantje, al moet je er wel trek in hebben. Het wordt riant betaald en de secundaire voorwaarden zijn benijdenswaardig: gratis wonen (op diverse schitterende locaties in prachtige paleizen), gratis reizen in alle denkbare soorten van (eigen) vervoer, een belastingvrije uitkering (zoals het salaris van de koning eufemistisch heet) en vrijstelling van erfbelasting.
Ook de sterrenstatus van de leden van het koninklijk huis is een wonderlijk fenomeen. De Oranjegezinde pers werkt onder het wakend oog van de Rijksvoorlichtingsdienst actief mee aan het drogbeeld dat de monarchie de verbindende factor zou zijn die het Nederlandse volk tot elkaar brengt en verenigt.
In dit boek onderzoekt historicus Gerard Aalders de wijdverbreide adoratie voor onze koningen: Willem I, II en III, onze koninginnen (Wilhelmina, Juliana en Beatrix) en tenslotte Willem-Alexander. Ook de echtgenoten en echtgenotes van ons staatshoofd krijgen de nodige aandacht. Want zonder partner geen kroonopvolger en dat zou het einde van de monarchie betekenen: de nachtmerrie van iedere dynastie.
Aalders vraagt zich af welke redenen er zijn om de monarchie te continueren. Strikt gemeten naar haar verdiensten en ontdaan van alle franje. Hij duikt daarvoor in de roerige geschiedenis van ons koningshuis, doet bijzondere ontdekkingen en komt tot opvallende conclusies.
‘Juist uit de erfelijkheid van de koningsfunctie blijkt de volstrekte onbelangrijkheid: het doet er niet toe wie koning is, laten we dus afspreken het oudste kind van de vorige koning te nemen. Koning-zijn is de enige maatschappelijke functie waarvan grondwettelijk vaststaat dat iedereen, zelfs de domste mens, haar op zich kan nemen’
- Hugo Brandt Corstius