Geholpen door zijn medestrijders, onder wie korporaal Coilla en de dwerg Jup, probeert de orcs-hoofdman een aanvalsplan te bedenken. Orcs zijn evenwel niet gewend zelf het heft in handen te nemen, ze zijn alleen maar gewend blindelings opdrachten uit te voeren en zich desnoods, maar liever niet, te laten afslachten. Bovendien is er meer aan de hand. Struyk en zijn bende hebben namelijk hun opdrachtgeefster, de gruwelijke tovenares Jennesta, zodanig beledigd dat ze moeten vluchten om het vege lijf te redden. Of dat zal lukken is nog maar de vraag.
Intussen, onaangedaan, droomt het door roesmiddelen benevelde brein van Struyk van een betere wereld, van een wereld zonder Jennesta, zonder mensen, met alleen maar orcs...