Verbonden aan de Leidse Universiteit als hoogleraar algemene geschiedenis tot vlak voor zijn dood in 1945 publiceerde Huizinga een aantal beroemde studies, waarin hij de geest probeerde te vatten die personen, volkeren en tijdperken bezielde. Zijn methode was steeds een voorzichtig aftasten van de `levens- en gedachtevormen waarin de mens gestalte geeft aan zichzelf en aan de wereld. Zijn fijngevoeligheid, zijn grote verbeeldingskracht als auteur en zijn veelzijdigheid verleenden en verlenen hem tot op de dag van vandaag internationale roem.
In zijn bekendste werk, Herfsttij der Middeleeuwen, beschouwt Huizinga de laatmiddeleeuwse cultuur van de Nederlanden en Frankrijk als de uitbundige nabloei van een geest die in eerdere eeuwen nog jong en veerkrachtig was. Historicus Willem Otterspeer laat zien dat Huizinga zichzelf totaal verplaatste in de tijd die hij bestudeerde. Hij wierp zich op als een koene ridder die de muze van de geschiedenis diende te verdedigen, als was zij een middeleeuwse maagd wier eer gered moest worden. Met deze en andere fraaie karakteriseringen en met een opmerkelijk oog voor detail schreef Otterspeer een zinderend portret van een fameus mentaliteitshistoricus avant la lettre.