In de dialoog Over de vrije wilskeuze discussieert Augustinus met zijn vriend Evodius over een verschijnsel dat hem al vanaf zijn jeugdjaren had beziggehouden: het mysterie van het kwaad. Waar komt het kwaad vandaan? Augustinus stelt zijn vriend voor in de discussie dezelfde weg te volgen die hijzelf ook heeft afgelegd, om zo tot een beredeneerd antwoord te komen. Zijn conclusie is dat de mesn zelf met zijn mogelijkheid om vrij te kiezen de oorzaak is van ht kwaad dat hij aanricht en dat hem treft. Menige passage uit Over de vrije wilskeuze doet denken aan Augustinus' Belijdenissen.