Voor de sociaal onhandige Saar, dochter van een verdwenen vader en immer klagende moeder, is schilderen het baken in haar leven. Maar als dat leven kantelt en de mensen om haar heen een voor een verdwijnen, laat juist de scheppingsdrift het afweten en verliest Saar alle houvast. De nalatenschap van haar geliefde, een studie naar de poëzie van Lucebert, prikkelt haar zinnen maar hoelang ze ook naar de woorden tuurt en zich erin probeert te verliezen, haar scheppingsdrift komt er niet mee terug en haar geliefde evenmin. Nietsontziend zet Saar haar lichaam in, de persoonlijke biologische scheppingskracht, in de hoop dat dat haar kunstenaarschap wakker kust en haar het baken brengt waar ze zo naar hunkert.