1804. De vijftienjarige Acker woont samen met zijn vader en broer in een onherbergzaam dorpje aan de Engelse kust. Het leven staat er volledig in het teken van de zee: de mannen varen elke dag uit om te gaan vissen terwijl de vrouwen nieuwe netten maken.
Maar Acker is anders. Hij blijft aan land. Zijn dagen brengt hij door met het huishouden en strandjutten. En met Ione, de mooie dochter van de vuurtorenwachter. Samen springen ze van klifrotsen en vliegen ze als vogels door de lucht. Tot Klaus aanspoelt in het dorp. Met hem werkt Acker aan een machine om echt te kunnen vliegen. Maar wie wil vliegen, zal onvermijdelijk ook neerstorten.