De 67-jarige Trond trekt zich terug in een huisje aan een meer in het oosten van Noorwegen. Na de dood van zijn vrouw heeft hij zijn bedrijf en zijn huis verkocht. Nu woont hij alleen met zijn bastaardhond. Hij brengt de tijd door met praktisch werk: reparaties, voorbereidingen voor de winter. Een ontmoeting met een leeftijdgenoot maakt herinneringen los aan de zomer van 1948, toen Trond een jongen van vijftien was en de vakantie samen met zijn vader doorbracht.
Het was een zomer vol hooi, warmte, regen en mannen die hard hun best deden om het werk af te krijgen. Een perfecte zomer, totdat Trond voor het eerst in zijn leven de dood tegenkwam.