Een indrukwekkend tijdsdocument, een heldere cultuurgeschiedenis en bovenal een eerbetoon aan de dichter die de wereld wilde veranderen.
Paul van Ostaijens leven was in een flits voorbij. Amper tweeëndertig was hij toen hij in 1928 moederziel alleen stierf in een klein Waals sanatorium. Zijn oeuvre spreekt een eeuw later nog steeds tot de verbeelding. Paul van Ostaijen joeg de Nederlandse literatuur haast in zijn eentje de razendsnelle en uiterst gewelddadige twintigste eeuw binnen. Ieder genre dat hij aanpakte, probeerde hij opnieuw uit te vinden. Ieder boek waaraan hij begon, moest totaal anders zijn dan wat er al bestond. Die compromisloze houding maakte zijn leven niet gemakkelijk, maar zorgde er wel voor dat hij uitgroeide tot een van de meest geliefde dichters van de Nederlandse letteren.
In deze eerste volwaardige biografie wekt Matthijs de Ridder ‘zot polleken’ tot leven. De dichter loopt weer rond in Antwerpen, dwaalt weer door het Berlijn van de expressionisten en dadaïsten en zwerft door België op zoek naar gezonde lucht voor zijn zieke longen. Met veel enthousiasme en oog voor historisch detail vertelt De Ridder het meeslepende verhaal van een leven dat zich een paar keer in het centrum van de geschiedenis afspeelde. In zijn jarenlange onderzoek bracht Matthijs de Ridder veel nieuw materiaal bij elkaar. Hij vond bovendien een jeugdige aanzet voor de roman Bob en de onbekende groteske ‘Ecce Europa’, die hier voor het eerst verschijnen.