Al jaren wacht koning Arthur op de ridder die de graal zal vinden. Dan wordt het hof opgeschrikt door de komst van een jongen uit Wales, een wilde ruiter met onbehouwen manieren, maar met iets puurs en onbedorvens wat je nog maar zelden ziet. Zou hij misschien de graalridder zijn? Met stijgende verwondering volgt het hof de belevenissen van Perceval de Walloos. Als vervolgens ook de dappere Walewein de graal gaat zoeken, ontstaat er een ware wedloop en dreigen beide ridders verstrikt te raken in een web van avonturen.
Agave Kruijssen schrijft boeken die zij sprookverhalen noemt: oude verhalen over helden en heldinnen die iets heel bijzonders hebben beleefd, zo bijzonder dat hun avonturen eeuwenlang een groot publiek in de ban hebben gehouden. Bijvoorbeeld de verhalen over de ridders van de Ronde Tafel, Lancelot en Walewein, hun koning Arthur en koningin Gwinnevere. Maar ook de avonturen van Karel de Grote en zijn ridders, of de belevenissen van dappere zeelieden.
De sprookverhalen zijn stuk voor stuk gebaseerd op een middeleeuws Nederlands origineel. Voor Perceval en het geheim van de graal was onder meer de Roman van Perchevael de inspiratiebron.