De intens aangrijpende en hevig aandoenlijke roman 'Pijpelijntjes' over de homo-erotische vriendschap tussen de studenten Sam en Joop, die in de Amsterdamse buurt de Pijp wonen, was meteen bij verschijnen in 1904 al in opspraak. De auteur Jacob Israël de Haan (1881-1924) beschreef deze homoseksuele relatie zonder omhaal, alsof er in die tijd totaal geen taboe op homoseksualiteit rustte, alsof het toen al de normaalste zaak van de wereld was. Deze naïviteit kost De Haan zijn baan als onderwijzer, zijn betrekking als redacteur van de kinderrubriek van de socialistische krant 'Het Volk', schrijf 'ns een 'jongensboek' had zijn hoofdredacteur gesuggereerd, nou dat heeft-ie geweten, en zijn vriendschap met de schrijver Arnold Aletrino, aan wie hij de roman had opgedragen. Aletrino kocht, geschokt als hij was, aangezien zijn roepnaam Sam luidt en hij meende zich in een van de twee hoofdpersonen te herkennen, vrijwel de hele oplage op en trachtte verspreiding van het boek tegen te gaan. Hierdoor heeft in die tijd vrijwel niemand kennis kunnen nemen van de eerste druk. In de tweede druk is het verhaal omgewerkt, is de opdracht verdwenen en zijn Sam en Joop veranderd in Felix en Cor. Deze heruitgave geeft de oorspronkelijke tekst van de eerste druk weer.
'Pijpelijntjes' is een naturalistische roman. In de dialogen maakt De Haan gebruik van alledaagse spreektaal van de bewoners van de Pijp in Amsterdam. Het boek vertoont ook kenmerken van de Tachtigers, dat betreft met name het gebruik van nieuwvormingen. In het boek komen sadistische passages voor die, door de esthetiek en verfijnde wijze van beschrijven, eigenschappen van het decadentisme vertonen. Door de vele dialogen is het boek nog steeds verrassend goed leesbaar.