Saskia De Coster wandelt in de Luxemburgse Ardennen met een gedetineerde die levenslang heeft. Ieder jaar mag hij één uitstapje maken. Een aantal jaar geleden ging hij met zijn bewaker naar Esch-sur-Sure. Voor ze aan de wandeling, begonnen lunchten ze, maar door slechte mosselen werd de agent onwel en verdween hij naar het toilet. Omdat de agent wel erg lang wegbleef, ging de gedetineerde zelf aan de wandel. En… hij keerde terug.
Die korte wandeling maakt De Coster opnieuw met de aanvankelijk weinig spraakzame man. Maar de natuur schudt woorden en herinneringen in hem wakker. De natuur trekt zich niets van morele categorieën aan. Of zoals Werner Herzog zei: ‘Nature is all about fornication and decay and I love it.’
Met haar lief maakt De Coster een tweede, langere wandeling, die bij het vermaarde Luxemburgse Éislek-pad hoort. Het bos is een ideale plek om in te verdwijnen, zijn ze met elkaar eens, want de bomen merken hen niet eens op.