De gedichten in de bundel Pitten Schieten zijn geschreven in het spanningsveld tussen de meetbare en de onmeetbare tijd, tussen de kalender en de tijd zoals die door de dichter werd ervaren: een herinnering, een beeld, een heel leven in een weggeschoten kersenpit.
De rode draad is het besef van eindigheid. Een andere draad - even rood - is de poging tot bezwering van de angst voor dat besef.