ik ben al halverwege en ik hoor geen muziek meer in mijn hoofd er is geen glinstering meer in mijn ogen wel heb ik vandaag drie werkafspraken staan in de agenda en de jongste moet naar zwemles en de oudste naar tennis
Deze nieuwe bundel van Daniël Dee (1975) mag dan geen titel hebben, dat betekent niet dat de gedichten binnenin nergens naar smaken. Integendeel. Hoewel Dee al nooit een vrolijke kijk op het leven had, stort hij hier in nog nooit vertoonde hoeveelheden, en met een ongekende geestdrift voor de kwellingen van het bestaan, zijn hart uit. Dat je in een duistere gemoedstoestand terechtkomt wanneer je deze gedichten durft te lezen, is haast onvermijdelijk. Maar dat het licht aan de rand van de afgrond desondanks niet uitgaat, zelfs af en toe opflakkert, komt vanwege het diep doorleefde sarcasme waarmee Dee zijn deprimerende gedachten noteert. Misschien omdat zijn afgrond, met vrouw en twee kinderen, er eigenlijk best netjes bij ligt.
Welkom in de horrorwereld van het vaderschap en het huiselijk geluk.