De Rijksdienst voor het Nationale Plan was de eerste nationale instantie voor ruimtelijke ordening in Nederland. Ze was de directe voorganger van de Rijksplanologische Dienst (vanaf 1965), het directoraat-generaal Ruimte als onderdeel van het ministerie van VROM (vanaf 2002) en, tegenwoordig, het directoraat-generaal Ruimte en Water op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (vanaf 2011).
De Rijksdienst voor het Nationale Plan werd in 1941 opgericht. Over de geboorte en de eerste levensjaren van de Rijksdienst is, vanwege dat geboortejaar, altijd wat geheimzinnig gedaan.
In Plannenmakers in oorlogstijd kijken Hans van Dam en Herman Vuijsje onbevangen terug op dat omstreden begin. Zij laten zien dat er verwantschap bestond tussen het Nederlandse en het Duitse ruimtelijke-ordeningsdenken, en dat Nederlandse en Duitse vakgenoten een voorkeur deelden voor een centrale, nationale aanpak. Leidde dit tot een 'foute' opstelling tegenover de bezetter? De medewerkers van de Rijksdienst hadden het geluk dat de oorlog was afgelopen voordat ze uit hun ivoren toren van theorievorming en onderzoek hadden moeten afdalen naar een gure, Duits gekleurde uitvoeringspraktijk. Hun verhaal maakt de spanning bijna tastbaar tussen de bevlogenheid waarmee planologen een nieuw vak en beleidsterrein ontgonnen en de gruwelijke context waarin dat moest gebeuren.
De Rijksdienst voor het Nationale Plan werd in 1941 opgericht. Over de geboorte en de eerste levensjaren van de Rijksdienst is, vanwege dat geboortejaar, altijd wat geheimzinnig gedaan.
In Plannenmakers in oorlogstijd kijken Hans van Dam en Herman Vuijsje onbevangen terug op dat omstreden begin. Zij laten zien dat er verwantschap bestond tussen het Nederlandse en het Duitse ruimtelijke-ordeningsdenken, en dat Nederlandse en Duitse vakgenoten een voorkeur deelden voor een centrale, nationale aanpak. Leidde dit tot een 'foute' opstelling tegenover de bezetter? De medewerkers van de Rijksdienst hadden het geluk dat de oorlog was afgelopen voordat ze uit hun ivoren toren van theorievorming en onderzoek hadden moeten afdalen naar een gure, Duits gekleurde uitvoeringspraktijk. Hun verhaal maakt de spanning bijna tastbaar tussen de bevlogenheid waarmee planologen een nieuw vak en beleidsterrein ontgonnen en de gruwelijke context waarin dat moest gebeuren.