ÔWeet ik veelÕ, zucht Emma. ÔIk ben bang dat ik Sieper toch nooit meer zal terugzien.Õ
ÔNatuurlijk welÕ, zegt Noor snel.
ÔHŽ!Õ roept Emma. ÔMerlijn zit op ons bankje! Wat denkt die wel!Õ
Noor prevelt: ÔHet is toch niet echt —ns bankje. Hij mag toch...Õ
ÔHij weet donders goed dat wij tijdens de pauze altijd op dat bankje...Õ
Opeens verschijnen er pretlichtjes in EmmaÕs ogen. Ze begint luid te lachen.
ÔDom van mij!Õ giert ze. ÔHij zit daar natuurlijk voor jou!Õ
Ineens verdwijnen er in het dorp van Emma en Noor een hele hoop katten. Dat kan geen toeval zijn, vinden de meisjes. Heeft de eigenaardige vrouw van de heuvel er iets mee te maken? Voert Kasper, de broer van Noor, iets in zijn schild? Weet de duivenmelker er meer van? Emma en Noor gaan op onderzoek uit.
Tegelijkertijd geraakt Noor meer en meer in de ban van Merlijn, een nieuwe jongen in de klas...