Wanneer een van de leerlingen van de Griekse architect Celer in het kantoor van zijn meester op zoek is naar een bouwtekening, valt er een strak opgerold bundeltje op de grond. Hij kan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en rolt het open. Gejaagd schieten zijn ogen over de tekst. Hij schrikt van de inhoud en beseft dat zijn meester in gevaar verkeert. Dan klinken er voetstappen.
Zuid-Frankrijk, 1921
Een excentrieke archeoloog stuit in een tunnel van het aquaduct van Nîmes op een halfvergaan foedraal uit de Romeinse tijd. Hoewel de inhoud nauwelijks nog leesbaar is, springt de naam Nero meteen in het oog. Hij beseft dat hij aan de vooravond staat van een grote ontdekking en houdt zijn vondst angstvallig verborgen voor de buitenwereld. Samen met zijn assistent stelt hij alles in het werk om te achterhalen welke geheimen het foedraal herbergt.
Nederland, 82 jaar later
Op een koude morgen in januari ontdekt de alleenstaande schrijfster Julia Valkenier dat er een vreemde man in haar achtertuin staat. Met zijn linkerhand leunt hij tegen een boom, alsof hij houvast zoekt. Hij lijkt volkomen verloren en niet op zijn plaats. Na een korte aarzeling overwint ze haar vrees en vraagt hem binnen te komen. Hij heeft duidelijk nog nooit een huis als het hare vanbinnen gezien. Aanvankelijk lijken deze gebeurtenissen niets met elkaar te maken te hebben, maar wanneer Julia haar onverwachte gast beter leert kennen, wordt haar rustige leven ondersteboven gegooid en beginnen verleden en heden door elkaar te lopen.