Vanuit drie hoofdpersonen wordt de kwetsbare geschiedenis van een Maori-nederzetting gevolgd: de vrouw Romaita, die na haar studie terugkeerde naar haar geboortestreek; Hemi, haar man, die zij al van kindsbeen af kent; en de gehandicapte Toko, hun vierde, aangenomen, kind. Deze potiki (jonggeborene), die over bijzondere gaven beschikt, blijkt een onontbeerlijke schakel te zijn tussen het voorouderlijke verleden en het heden, dat zich daar steeds verder van dreigt te verwijderen.