De jonge Moses heeft het niet makkelijk in het weeshuis waar hij opgroeit, en waar de strenge Dieudonné de scepter zwaait. Hij wordt ook nog eens gepest door de tweeling Songi-Songi en Tala-Tala. Maar wanneer Moses als wraak rode peper door hun eten mengt, breekt de hitte het ijs en raken ze bevriend. Gedrieën ontvluchten ze het weeshuis en belanden ze in het kuststadje Pointe-Noire, waar ze een dievenbende vormen.
In de stijl van de grote Franse verhalenvertellers van de negentiende eeuw volgt Prins Peper het leven van Moses aan de zelfkant van Pointe-Noire, tegen de achtergond van het politiek-repressieve Congo van de jaren zeventig en tachtig.