Prinses Marianne (1810-1883) was een van de meest omstreden figuren in de Nederlandse koninklijke familie. Zij werd geboren te Berlijn als dochter van erfprins Willem Frederik, de later koning Willem I. Op 18-jarige leeftijd verlooft Marianne zich met de Zweedse prins Gustaaf, maar door politieke verwikkelingen komt aan de verloving een einde. Kort daarna dient een andere kandidaat zich aan: prins Albert van Pruisen, een neef van Marianne. Op hem lijkt niets aan te merken en de voorbereidingen voor het huwelijk hebben plaats. Ondanks de onrustige tijd vanwege de Belgische opstand viert het paar de bruiloft met grote luister. Al snel blijkt dat Albert het met de huwelijkstrouw niet zo nauw neemt en Marianne is er niet de persoon naar om dat zo maar te accepteren. Na iedere verzoening volgt onvermijdelijk een volgende onenigheid en als Albert een verhouding begint met een van haar hofdames is voor Marianne de maat vol. Ze verlaat haar man maar voor een officiële scheiding geeft de staat haar geen toestemming. Na het overlijden van haar vader in 1843 is ze financieel volledig onafhankelijk geworden en steenrijk. Ze besluit Voorburg als woonplaats te kiezen, daar krijgt ze een verhouding met de koetsier Johannes van Rossum en in 1849 verwacht ze een kind van hem. Haar broer koning Willem II en prins Albert van Pruisen willen dan de echtscheiding wel officieel vastleggen. Bij die scheiding worden de kinderen aan hun vader toegewezen. Marianne wordt de toegang tot Pruisen ontzegd en ze mag zich niet meer bemoeien met de drie kinderen. Aan deze maatregel wordt streng de hand gehouden. Prinses Marianne blijft echter de stem van haar hart volgen, ondanks de hofcultuur met zijn strenge regels en zeden. Vlak voordat ze sterft in 1883 kijkt ze toch met enige spijt op haar levenswandel terug...