Een verhaal met een hoog Fries gehalte. Midden in de nacht ziet Doeke Algra een brandend bootje aan het Oosterdok. De volgende ochtend wordt het gevonden door Waling Wiarda, ook een Fries. In het bootje ligt het verkoolde lijk van Douwe Scherjoen, een Friese veehandelaar. Grijpstra en De Gier volgen het spoor naar Friesland. Ze worden ingekwartierd in een huis in Leeuwarden, eigendom van adjudant Oppenhuizen, onder voorwaarde dat ze op zijn rat passen. De Gier is geen Fries, in tegenstelling tot Grijpstra en de commissaris, en doet niet echt mee. Wel gaat hij Fries leren en Friese boeken lezen. Het wordt allemaal nog complexer als de commissaris achter het plan komt van een overval op de Leeuwarder veemarkt, Scherjoen ook blijkt te handelen met Chinezen in heroïne, en Cardozo in een vuurgevecht van twee rivaliserende Chinese benden terechtkomt midden op de Afsluitdijk. En toch wordt uiteindelijk alles duidelijk.