Paul Bernheim keert terug in Berlijn na in de Eerste Wereldoorlog gediend te hebben. Daar komt hij erachter dat hij het bankimperium van zijn pas overleden vader heeft geërfd. Overvallen door de continue omhoogschietende inflatie en ontzet door de dweperij van zijn broer met de bruinhemden, wendt Bernheim zich tot een buitenstaander: een woekerhandel drijvende Russische vluchteling wiens adviezen afwisselend winstgevend en rampzalig blijken te zijn. Bernheim realiseert zich, te laat om het tij te keren, dat hij bedrogen is door een meester in de kunst van de manipulatie.