De Republiek der Verenigde Nederlanden kende vijf admiraliteitscolleges. Deze instellingen hadden twee zeer uiteenlopende taken: de zorg voor de oorlogsvloot en de inning en het beheer van de belastingen. Een van deze colleges, de aadmiraliteit van de Maze, was in Rotterdam gevestigd. Dit boek schetst de taken en werkzaamheden van dit college in de jaren 1630-1640, de slotfase van de Tachtigjarige Oorlog.
Twaalf Raden, onder wie enige tijd de gewiekste koopman, reder en burgemeester Joost van Coulster, vormden het bestuur van de admiraliteit. Zij werden dagelijks geconfronteerd met een groot aantal, vaak kleurrijke zaken. Dat varieerde van het bouwen, bemannen en bevoorraden van de oorlogsschepen, tot het heffen van in- en uitvoerrechten. In de vergaderkamer verschenen bekende vlagofficieren, als Piet Heyn, Philips van Dorp, Witte de With en Maerten Harpertsz Tromp, maar ook leveranciers van allerhande materialen, gewone zeelieden of hun echtgenotes. Scheepstimmermansbaas Jan Salomonsz van den Tempel kwam praten over de bouw van het gloednieuwe oorlogsschip de Aemilia. Problemen op belastingkantoren, onbetaalde rekeningen en niet uitbetaalde gages vormden regelmatig het gespreksonderwerp. Samen geven deze verhalen een inkijkje in het reilen en zeilen van een admiraliteit in oorlogstijd.