Binnen het leven van Alexander Poesjkin (1799-1837) vormt de reis die hij in 1829 in het kielzog van het Russische leger naar het Turkse Erzurum maakte een unieke gebeurtenis. Het zou de enige keer zijn dat hij de grenzen van het Russische Rijk overstak, al schrijft hij daar zelf met onvervalst Poesjkiniaanse humor over:
'Een grens had voor mij iets mysterieus; vanaf mijn kinderjaren was het mijn lievelingsdroom geweest om te reizen. (...) Vrolijk reed ik de langverbeide rivier in, en mijn brave paard droeg me naar de Turkse oever. Maar die oever was al veroverd: ik was nog steeds in Rusland.'
Na zijn terugkeer zal Poesjkin zich hoofdzakelijk gaan bezighouden met proza, en daarmee de basis leggen voor een grote Russische literaire traditie.
'Een grens had voor mij iets mysterieus; vanaf mijn kinderjaren was het mijn lievelingsdroom geweest om te reizen. (...) Vrolijk reed ik de langverbeide rivier in, en mijn brave paard droeg me naar de Turkse oever. Maar die oever was al veroverd: ik was nog steeds in Rusland.'
Na zijn terugkeer zal Poesjkin zich hoofdzakelijk gaan bezighouden met proza, en daarmee de basis leggen voor een grote Russische literaire traditie.