Jaren vijftig. Ninetto Veloverbeen, een jongetje van negen, ontvlucht de ellende en uitzichtloze armoede van een Siciliaans dorpje. In Milaan vindt hij werk bij een wasserij: op de fiets brengt hij het gewassen en gestreken goed rond. Als hij vijftien is wordt hij aangenomen bij Alfa Romeo.
Alles lijkt goed te gaan: hij heeft een vaste baan, hij trouwt, hij koopt een huis, hij krijgt een dochter.
Maar het geluk houdt geen stand. Zijn geest wordt verscheurd door een machteloos wantrouwen jegens alles en iedereen, enkele 'goeden' daargelaten. En dan gebruikt hij het mes dat hij altijd bij zich draagt en belandt in de gevangenis. Hij vervreemdt van zijn vrouw, van zijn dochter en van de wereld.