In dit boek wordt de 14e eeuw behandeld vanuit het perspectief van de stad waar de renaissance haar lente beleefd heeft; deze periode ontvangt haar structuur in het leven van de Florentijnse musicus Franceso Landini, de grootste componist van zijn tijd, tevens de eerste "individuele" musicus van Europa. Het beeld rijst op van de woelige Arnostad, waarin Guelfen en Ghibellijnen elkaar belagen en het stadsproletariaat een paar verschrikkelijke maanden lang het bloedige heft van de bijl in handen houdt; waarin de pest rondgaat en Boccaccio het achterdecor levert voor de scherp-ge?tste verhalen van de Decamerone; waarin schilders en bouwmeesters nieuwe vormen zoeken en een musicus de stem van zijn tijd wordt; de stad waarin zich tenslotte de kritieke wending voltrekt van kerkelijke gebondenheid naar een leven dat om zichzelfswil geleerd en genoten wordt. De eeuw levert een rijke oogst van berekenende handelslieden die hun medemensen het vel over de oren halen, van opgewekte rabauwen die elkaar voor een stuiver om zeep helpen ? de tijdgenoten hadden hun geluk en hun beschermengelen nodig om zonder rampspoed hun einde te halen! Maar diezelfde wilde levenshonger heeft het aanzien geschonken aan de meest verfijnde productie sinds Hellas" dagen, een jonge weelde die nog heden musea vult, harten verheugt en voorgoed het lentelijk karakter van Florence bepaalt.