De Republiek der Verenigde Nederlanden is in ons nationaal bewustzijn verankerd als een samenleving van kooplieden en regenten. Deze voorstelling berust op het 'Hollandse wonder' van de Gouden Eeuw. Maar waar Holland zich in de zeventiende eeuw kenmerkte door de macht van burgerlijke regenten en een bloeiende stedelijke cultuur, was in de oostelijke gewesten sprake van een traditionele standensamenleving waarin de adel onmiskenbaar de toon aangaf. Macht en aanzien lagen hier in handen van families als Bentinck, Van der Capellen, Van Haersolte en Ripperda. Zij leefden in de overtuiging dat zij op grond van hun adellijke afkomst waren geroepen om te heersen over land en mensen.
Eer vormde het belangrijkste ordeningsprincipe in het bestaan van Oost-Nederlandse edelen. Door dit eerbegrip te ontrafelen en als sleutel te hanteren tot hun leef- en gedachtewereld ontstaat een nieuw, verrassend beeld van een merkwaardige, fascinerende beschaving in het oosten van de Republiek.