De jonggestorven Arthur Rimbaud (1854-1891) is een van de meest raadselachtige Franse dichters. Zijn overrompelende entree op het literaire toneel, zijn stormloop tegen de gevestigde poëzie, zijn avonturen in Ethiopië: het is allemaal al talloze malen becommentarieerd. Maar in Rimbaud, de zoon ontdoet Pierre Michon (1945) de literaire legende van zijn vele lagen vernis.
Michons verrassende vertrekpunt bestaat uit de weinige foto's en portretten die van Rimbaud bewaard bleven. Hij ondervraagt de getuigen van zijn leven: Georges Izambard, de leraar op het lyceum van Charleville bij wie Rimbaud steun en aanmoediging vond, Théodore de Banville wiens gedichten niemand meer leest maar die rond 1870 als mentor van de Franse dichters optrad, en Verlaine natuurlijk, die in 1874 met een slecht gericht schot aan zijn stormachtige verhouding met Rimbaud een einde maakte. Aan het hoofd van deze stoet plaatst Michon de kroongetuigen, de ouders van Rimbaud. Vooral zijn liefdeloze moeder die nadat zij door haar man is verlaten, haar vier kinderen met harde hand opvoedt, wordt op prachtig beeldende wijze tot leven geroepen. Michon suggereert dat zij de oorzaak is van Rimbauds niet aflatende opstandigheid, die hem als een wervelwind door de porseleinkast van de Franse letteren jaagt en hem na een literaire bliksemcarrière van vijf jaar en na veel omzwervingen uiteindelijk als wapenkoopman in het Afrikaanse Harrar, ver van alle verzen van de wereld, doet belanden.