Die hartverscheurende woorden schreef Rita Atria in haar dagboek. Op 5 november 1991 verscheen een jonge Siciliaanse voor de antimaffiamagistraat Paolo Borsellino, bezig met onderzoek naar de maffia, om de moord op haar vader en broer te wreken, beide leden van de cosa nostra. Zij overlegt haar dagboeken, die van onschatbare waarde zijn.
Deze moedige stap is uniek: een zeventienjarig meisje levert de gegevens die justitie zoekt. Haar leven staat vanaf dat moment echter onder constante bedreiging, de maffia wil haar vermoorden. Ook haar moeder steunt haar niet in deze stap: verstoten door haar moeder, haar vriend en het hele dorp waarin ze is opgegroeid, is Rita gedwongen Sicilië te verlaten. Een groot probleem is echter haar geloofwaardigheid: zij zal moeten toegeven dat haar vader ook een maffiabaas was, die mensen liet vermoorden.
Daarmee schendt zij de eer van de familie en verbreekt in feite alle banden.Ze duikt onder in Rome, waar Paolo Borsellino haar onder zijn vleugels neemt en haar steunt in haar strijd om gerechtigheid. Vanaf die dag zijn haar dagen geteld. Ze heeft niet langer dan negen maanden nog te leven. Vlak voor haar achttiende verjaardag pleegt Rita Atria zelfmoord.