'Toen jouw pap een jongen was,' vertelt opa, 'ongeveer zo oud als jij nu bent, toen bracht ik hem natuurlijk ook naar bed. Vaak stonden we nog even voor het raam naar buiten te kijken. En op een avond wees jouw papa naar een grote heldere ster. Ja, ik weet natuurlijk niet meer zo precies welke ster het was, maar hij was groter en helderder dan de andere sterren...' Robin houdt zijn adem in. Hij weet precies welke ster het was. Híj wel. 'We stonden daar,' zegt opa, en jouw papa wees naar die grote heldere ster, en hij zei: "Daar woont God..."' Opa is even stil, Robin ook. Dan laat hij zich van opa's schoot glijden. Hij pakt opa's hand. 'Ga eens staan,' zegt hij. Opa staat op. Zo staan ze samen voor het raam, Robin en opa. Robin wijst en zegt: 'Kijk opa, die ster was het.'
Papa en mama geloven niet in God. Dat is lastig. Gelukkig logeert opa bij Robin. Opa gelooft wel in God en hij weet er vrij veel van.