Na tien jaar frontdienst in de jungle mag Quân, commandant van een Noordvietnamese compaginie, voor het eerst met verlof. Zijn wekenlange tocht door het gruwelijk verwoeste land naar zijn dorp is tegelijk een tocht door het landschap van zijn herinneringen: aan het paradijs van zijn vroege jeugd, verloren gegaan met de dood van zijn moeder; het enthousiasme waarmee hij als achttienjarige dorpsjongen dienst nam om zijn land te verdedigen. Zijn geloof dat daarmee in één moeite door een 'menselijk paradijs' geschapen kan worden blijkt aan flarden geschoten.
Niet alleen door tien jaar van ontberingen, honger en voortdurend sterven om hem heen, maar ook en vooral door het constante en steeds holler klinkende trommelvuur van de ideologische retoriek.
Niet alleen door tien jaar van ontberingen, honger en voortdurend sterven om hem heen, maar ook en vooral door het constante en steeds holler klinkende trommelvuur van de ideologische retoriek.