Nigeria, waar zo'n twintig jaar geleden de Biafraanse oorlog woedde, is nog steeds een van de meest gemilitariseerde landen van West-Afrika. In dit land spelen de verhalen van Okri, in het chaotische stadsleven van Lagos, maar ook in het binnenland, waar de meeste stadsbewoners vandaan komen. Okri kiest zijn personages vooral uit de rafelrand van de samenleving, de mensen zonder macht of kansen. Zo leven de twee hoofdpersonen van het titelverhaal van zakkenrollen, gokken en bietsen; veel te vaak verkopen ze hun bloed aan het ziekenhuis. Het decor: parades, toespraken en geweld van brooddronken soldaten. In een ander verhaal voorziet een werkloos geworden verzekeringsagent in zijn onderhoud door in autobussen dubieuze medicijnen te verkopen. Bedreigd door zijn gedupeerde klanten vlucht hij naar zijn geboortestreek. Maar ook daar raakt hij vermalen door kuiperijen en machtsmisbruik. In alle verhalen blijft er ondanks alle uitzichtloosheid een vonkje hoop, solidariteit en affectie groeien. Okri's verhalen zijn stuk voor stuk geschreven in een krachtig, lyrisch, soms bijna toverachtig proza.