Een liefdesgeschiedenis over een jonge Surinaamse vrouw en een vreemdeling in oorlogsjaren. Het decor is café Belvédère, een jazz-café in de Rotterdamse wijk Katendrecht. De enige wijk in Nederland waar de Duitse soldaten niet mochten komen van hun legerleiding wegens de grote hoeveelheid prostituees.
‘Waar ben ik?’ ‘Rustig maar, dit is de Kaap, de enige plek in Nederland waar de moffen niet mogen komen.’
Augustus 1942: een jongeman spoelt aan op het Rotterdamse Katendrecht, waar de Duitse soldaten wegens een verbod op prostitueebezoek niet mogen komen. Hij wordt opgevangen in Belvédère, het roemruchte café waar beneden verboden jazz gespeeld wordt en boven onderduikers en verzetsmensen huizen. De man is zijn geheugen kwijt: hij heeft naam noch verleden. Rosa, een Surinaamse bediende, ontfermt zich – samen met haar broertje Lucky – over de vreemdeling. Wie is hij? Wat is zijn afkomst en achtergrond? Een bont gezelschap zoekt en speculeert, tot de verontrustende waarheid komt bovendrijven.