De lijven kronkelen in Geert Briers’ poëzie, ze zweten, blozen, lonken. Ver staan ze van de gebeeldhouwde idealen, geen Apollo’s in zijn werk. Ze hebben pijn en delen het uit, ze snijden fruit. Bijna ontdaan van geest laat deze lichamelijke poëzie zijn emoties rechtstreeks vanuit het vlees opgroeien. Sensueel, doordrongen van een extatische levenslust. De tongen staan niet stil, de pen kribbelt, prikt en krast tot het iedere centimeter vel heeft gedicht.
Toch laat de auteur zich niet tot sentimentaliteit of zinloze erotiek verleiden. Zijn prikkelende benadering van het ondermaanse is een verademing voor wie wel van lijfelijkheid, maar niet van hersenloosheid houdt.
Toch laat de auteur zich niet tot sentimentaliteit of zinloze erotiek verleiden. Zijn prikkelende benadering van het ondermaanse is een verademing voor wie wel van lijfelijkheid, maar niet van hersenloosheid houdt.