Ada is samen met haar broer Broos opgegroeid in de stacaravan van hun vader, een verbitterde hovenier die recht wilde schoppen wat door moedervingers krom was geaaid. Hij prentte zijn kinderen in dat de wereld keihard is en dat ze zich er tegen moeten wapenen. Dit staat diep in Adas ruggengraat gekerfd, al heeft ze geen contact meer met haar vader en broer. Nu ze haar leven als gedesillusioneerd kunststudent de rug toe heeft gekeerd en naar Galicia is vertrokken om hout te hakken met een man waar ze geen taal mee deelt, dringt haar broer zich met elke bijlslag sterker aan haar op: hij is de enige wiens lichaam dezelfde herinneringen draagt, zijn spieren hebben dezelfde reflexen. Toch kennen ze elkaar niet meer.
Rouwdouwers gaat over zinken of zwemmen, buigen of barsten. Falun Ellie Koos smijt alle pijn en ellende eerst met precisie tegen de muur, om er vervolgens vol liefde en mededogen naar te kijken. Met een uitgebeende stijl en groot psychologisch inzicht toont Koos de ambivalente aard van de mens.