Ella en haar broertje Thomas groeien op in het huis van hun moeder Käthe, die beeldhouwer is. Ze vluchten in een eigen wereld, maar ze kunnen zich niet verbergen voor de invloeden van de omgeving. Käthe zet zich met hart en ziel in voor de idealen van een nieuw, beter Duitsland. Haar kinderen betalen daarvoor de prijs. Wanneer in 1961 de Muur wordt gebouwd, kan niemand de tragedie meer stoppen.
Oost-Berlijn, eind jaren vijftig. Nadat Käthe als jodin de nazitijd heeft overleefd, kiest ze hoopvol voor het communistische Duitsland. Maar haar onvoorwaardelijke engagement heeft een keerzijde: tegenover haar eigen kinderen is ze afstandelijk en kil. Ze heeft geen oog voor Ella's kwetsbare eenzaamheid en ook niet voor het verlangen naar liefde van Thomas. De kinderen groeien op met alleen elkaar als houvast in het leven, rug aan rug en toch alleen. Terwijl Ella haar toevlucht zoekt in ziekte en af ten toe opstandig is, probeert Thomas zich aan te passen aan de wensen van zijn moeder. Met steeds meer moeite verdraagt hij de vernederingen.
Een roman over de macht van ouders over hun kinderen, van de staat over zijn burgers, van de geschiedenis over mensenlevens.