Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet, die deel uitmaken van het gemeentelijk sociaal domein. Deze rapportage geeft ¬- op landelijk niveau - inzicht in ontwikkelingen die zich in dat domein voordoen. Deze publicatie is een samenvatting van een uitgebreide rapportage, die uit vier delen bestaat met elk een eigen perspectief op het sociaal domein.
Eerst wordt op hoofdlijnen een cijfermatig overzicht gegeven van het gebruik van voorzieningen in het sociaal domein, van veranderingen in het gebruik (dynamiek), van meervoudig gebruik van voorzieningen (stapeling) en van regionale verschillen in gebruik (variatie). De cijfers hebben zowel betrekking op de periode voorafgaande aan de decentralisatie als op het eerste halfjaar van 2015.
Vervolgens wordt op basis van een enquête in het najaar van 2015 gerapporteerd over de problemen die burgers ondervinden en de mate waarin zij die problemen of zelf, of met behulp van hun sociale netwerk, kunnen oplossen. Kernwoorden zijn: kwetsbaarheid, participatie, redzaamheid en kwaliteit van leven.
Daarna wordt verslag gedaan van een kwalitatief onderzoek naar de uitvoeringspraktijk in 2015 in drie gemeenten. Dit onderzoek beschrijft de ervaringen van direct betrokkenen, wat werkt en wat minder goed werkt en wat de knelpunten en dilemma's zijn. De focus ligt op het integrale werken, het omgaan met eigen kracht van burgers en de ervaren regeldruk.
Ten slotte wordt inzicht gegeven in vijf bestuurlijke aspecten die samenhangen met de decentralisaties in het sociaal domein, waaronder inzicht van gemeenten in de maatschappelijke problematiek, sturing en uitvoering door de gemeenten, de financiële positie van gemeenten en samenwerking tussen gemeenten. Dit deel is niet door het SCP, maar door KPMG Plexus verzorgd.
Eerst wordt op hoofdlijnen een cijfermatig overzicht gegeven van het gebruik van voorzieningen in het sociaal domein, van veranderingen in het gebruik (dynamiek), van meervoudig gebruik van voorzieningen (stapeling) en van regionale verschillen in gebruik (variatie). De cijfers hebben zowel betrekking op de periode voorafgaande aan de decentralisatie als op het eerste halfjaar van 2015.
Vervolgens wordt op basis van een enquête in het najaar van 2015 gerapporteerd over de problemen die burgers ondervinden en de mate waarin zij die problemen of zelf, of met behulp van hun sociale netwerk, kunnen oplossen. Kernwoorden zijn: kwetsbaarheid, participatie, redzaamheid en kwaliteit van leven.
Daarna wordt verslag gedaan van een kwalitatief onderzoek naar de uitvoeringspraktijk in 2015 in drie gemeenten. Dit onderzoek beschrijft de ervaringen van direct betrokkenen, wat werkt en wat minder goed werkt en wat de knelpunten en dilemma's zijn. De focus ligt op het integrale werken, het omgaan met eigen kracht van burgers en de ervaren regeldruk.
Ten slotte wordt inzicht gegeven in vijf bestuurlijke aspecten die samenhangen met de decentralisaties in het sociaal domein, waaronder inzicht van gemeenten in de maatschappelijke problematiek, sturing en uitvoering door de gemeenten, de financiële positie van gemeenten en samenwerking tussen gemeenten. Dit deel is niet door het SCP, maar door KPMG Plexus verzorgd.