Ongeveer tien procent van de Nederlandse bevolking heeft wel een familielid dat fout is geweest in de Tweede Wereldoorlog. In veel families wordt hierover gezwegen, vooral uit schaamte, maar vaak ook uit verdriet. Vaak gaat dit zwijgen over van generatie op generatie. Op deze grootste zwarte bladzijde uit het verleden van Nederland rust nog steeds een zwaar taboe. En dat terwijl de oorlog al zeventig jaar achter ons ligt en de meeste foute Nederlanders inmiddels zijn overleden.
In Scherven vertellen nazaten van foute Nederlanders over hun familieverleden. Over de keuzes van hun ouders. Over het ontkennen of verstoppen van een belangrijk deel van hun familiegeschiedenis. Over de identiteitsproblemen en de periodes van isolement en eenzaamheid. Over de noodzaak die ze voelen om het verleden tot op de bodem uit te zoeken. Over de loyaliteit naar de familie en over het gevoel verstrikt te zijn met een verleden dat niet van hen is. Maar ook vertellen ze over de angst om op hun familieverleden afgerekend te worden en over de opluchting er eindelijk over te kunnen spreken.
"Er hing een wat pijnlijke stilte in de kamer, mijn ouders voelden zich duidelijk niet op hun gemak. Mijn vader stond op en kwam even later terug met een grote envelop. Er bleek een stapeltje brieven in te zitten die mijn grootvader in de maanden voor zijn dood vanuit de gevangenis aan zijn vrouw had geschreven. Mijn vader overhandigde me de envelop. Ik voelde weerzin opkomen, maar dat durfde ik niet tegen mijn vader te zeggen. In mijn ogen waren dit brieven van een verrader, een Jodenverklikker, en het liefst gaf ik de envelop meteen weer terug. Toch pakte ik er een vel uit en vouwde het aarzelend open. Het handschrift van mijn grootvader leek op dat van mijn vader, zelfs op dat van mij."
(Fragment uit Scherven)