‘Ik denk aan die nacht, lang geleden. Aan dat meisje in het smalle bed op haar zolderkamertje. Het is er donker, door het verduisterde dakraam komt geen licht. Achter de schuifwand klinkt zacht geritsel en gekraak. Verder is het stil. Ze ligt daar zo alleen dat ik haar wil troosten, en ik probeer in haar huid te kruipen. Maar het is mijn eigen huid, mijn eigen lijf, het zijn mijn eigen tranen.’
Op een zomermiddag in 1940 – ze is dan dertien jaar – ontmoet ze de man die haar leven zal bepalen. Hij is kunstenaar, twintig jaar ouder en getrouwd. Wanneer haar vader ontdekt dat ze elkaar opzoeken, krijgt ze huisarrest. Maar niets kan haar tegenhouden. ’s Nachts sluipt ze haar ouderlijk huis uit en gaat ze naar zijn atelier; drie kwartier lopen door een verduisterde stad. Die nachtelijke ontmoetingen – fysiek gevaar en angst voor ontdekking spelen op de achtergrond – wekken bij haar grootse verwachtingen van een voortdurend innig samenzijn. Wanneer ze na de oorlog trouwen, is de werkelijkheid anders. Vage aanwijzingen groeien in haar hoofd uit tot een verpletterende zekerheid. Ze stopt die weg en praat er met niemand over. Schijnvrucht van Ingrid de Vries is gebaseerd op een familieverhaal.