FEBRUARI 1970. In de Bourlaschouwburg staat Koning Jan naar Shakespeare op de affiche. In de titelrol: Julien Schoenaerts. Na de pauze richt hij zich tot het publiek. 'Onze steenkoolmijnen staken,' zegt hij, 'rijkswachters schieten mijnwerkers dood, België valt op z'n gat.' Tumult in de zaal. 'Wat doet ge nu? Zijt ge zot geworden?' roept de souffleuse. Schoenaerts wuift naar het publiek en verlaat het podium. Tussen zwarte vlaggen declameert hij met zijn mooiste theaterstem De apologie van Socrates en laat zijn spaargeld als confetti over de stakende mijnwerkers dwarrelen.
Schoenaerts wordt opgepakt, voor de rechter geleid...
'Zal ik een liedje zingen?' vraagt hij.
'Ziede gij mij gère?
Kus me dan. Kus me dan.'
...en opgesloten in de psychiatrie.
Het is het begin van een lange lijdensweg.
Stan Lauryssens schreef met Schoenaerts een boek dat leest als een film: van elektroshocks achter gesloten deuren tot huizenhoge vlammen die vonkend en knetterend uit een oud variététheater slaan.