De ik-verteller in Schoonheidsdrift heeft het idee dat iets hem wegvoert uit de tijd waarin hij zich bevindt, de eenentwintigste eeuw. Misschien denkt hij dat omdat hij een tragedie heeft meegemaakt. Om alles van zich af te kunnen zetten reist hij naar Londen, alwaar hij de geest van John Keats voelt, de door hem bewonderde negentiende-eeuwse dichter. Hij moet denken aan een opmerking uit een van Keats’ brieven: ‘Het uitnemende van iedere kunstvorm is juist de intensiteit ervan, die bij machte is alle onaangenaamheden in rook te doen opgaan, vanuit zijn nauwe verbintenis met schoonheid en waarheid.’ Op zoek naar troostende schoonheid belandt de ik-verteller als een ontdekkingsreiziger die door zijn eigen tijd valt in het Hampstead van Keats, waar hij een wonderlijke ontdekking doet: Keats was niet alleen een van de grootste dichters die Engeland heeft voortgebracht, hij heeft ook een roman geschreven. In Schoonheidsdrift worden twee steden en twee tijden met elkaar verbonden: Amsterdam en Londen, en het begin van de negentiende en het begin van de eenentwintigste eeuw. Proza wordt poëzie en poëzie wordt proza.
Arie Storm (1963) schreef bewonderde en geprezen romans, waaronder List en leed en Een diadeem van dauw. Ook schreef hij literatuurkritiek en toneel.