Te voet en te paard zwerft het officierskind Serjozja in het begin van de negentiende eeuw door zijn geliefd, machtig Sint-Petersburg, de stad van schitterende paleizen en armoedige achterbuurten. Rusland ligt onder de schaduw van de despotie, en ook Serjozja komt oog in oog te staan met de krankzinnige tsaar Paul.
Als jonge luitenant van de garde rukt Sergej in 1813 met de Russische legers op tegen Napoleon en komt in Parijs. De kennismaking met West-Europese cultuur, politiek en welstand geeft hem en vele kameraden een schok. Hartstochtelijk wensen zij, verenigd in een geheim genootschap, Rusland van zijn barbarij en lijfeigenschap te bevrijden. Na de oorlog overhaast en ongelukkig getrouwd, vindt Sergej in de koopmansdochter Nina een nieuwe, aanbiddelijke levensgezellin. Tegelijk sluit hij innige vriendschap met Pavel Pestel, briljant officier en vurig revolutionair, de aangewezen leider voor een vrij republikeins Rusland. Maar de staatsgreep van de officieren op 14 december 1825, later de Dekabristenopstand genoemd, loopt uit op een ramp: doodvonnissen en verbanning naar Siberië.
Bijna vijftien jaar gaan eroverheen voordat Sergejs Petersburgse familie documenten in handen krijgt, waarin hij verslag doet van zijn opsluiting en proces, zijn reis door Siberië en de dwangarbeid die hem en zijn lotgenoten is opgelegd. Sergej weet dan niet dat in Sint-Petersburg een jonge generatie opgroeit die zich opnieuw voorneemt `alles in Rusland te veranderen .