Sluup en Aria zijn broer en zus, zeven en acht jaar oud. Het zijn kinderen die niet zo veel durven: ze durven niet van hoge muurtjes te springen, ze vallen met skaten, zijn bang voor water, en huilen heel snel. Ze wonen in een huis met een dak en een raam. Elke ochtend kijken ze uit het raam naar een pleintje. Op dat pleintje zien ze altijd iets: een bruiloft, een begrafenis, een markt, of gewoon een vuilniszak. Op een ochtend zien ze een verhuizing, ze krijgen nieuwe buren. Puin, een stoere jongen van dertien, en Pilske, een nog stoerder, dikkig, ordinair meisje, durven alles waar Sluup en Aria een beetje bang voor zijn: ze belanden in allerlei situaties waar ze eigenlijk geen raad mee weten...