In de zomer van het olympische jaar 1932 liep een vrouw de 100 meter voor het eerst binnen de 12 seconden: ‘mejuffrouw’ Tollien Schuurman uit Friesland. Veel meer bekendheid verwierf Fanny Blankers-Koen, ‘de vliegende huismoeder’ die in 1948 met vier gouden medailles terugkeerde van de Spelen van Londen. Na ‘de wonderestafette van 1968’ en Nelli Cooman is er vele decennia later een nieuw Nederlands sprintfenomeen opgestaan: Dafne Schippers.
Hoe kan het dat Nederlandse vrouwen zó groot zijn op de sprint? Kees Kooman spurt door de geschiedenis. Met tussenstops in de sprintwalhalla’s Jamaica en de Verenigde Staten, en via de pünktliche perfectie van Oost-Europese systemen, komt hij uit bij de Nederlandse sprintkoninginnen, die met een combinatie van expertise, snelle benen en boerenverstand het onmogelijke mogelijk maken.
Kooman sprak vele legendarische sprintsters, onderzoekt het geheim van hun kracht en trakteert de lezer op veel prachtige anekdotes. 'Sprintkoninginnen' biedt een verrassende kijk op de ‘moeder aller sporten’.