Cornelie Vergouwe heeft op haar zestiende nog nooit een vriend of vriendin gehad. Ze begrijpt haar leeftijdsgenoten niet en leeftijdgenoten begrijpen haar niet. De enige die haar accepteert is haar zusje Elsa, die tegen haar opkijkt en het niet erg vindt dat Cornelie een paar onsjes hersens meer heeft. Maar Cornelie ziet niets in school, ze verveelt zich er mateloos. Om de verveling te verdrijven zoekt ze gevaar en sensatie: in het circus, met een groepje skaters, als vriendinnetje van een loverboy. Alleen op een paardenrug, of op het dode punt van een sprong, kan ze vergeten wie ze is.
Dan gebeurt er iets vreselijks. Het is haar schuld, en ze kan zichzelf niet vergeven. Ze loopt weg van huis, maar haar herinneringen, haar schuldgevoel en vooral die ellendige hersens gaan gewoon met haar mee. Ze staat op het punt een definitieve oplossing te kiezen, als ze een oude man ontmoet die alles weet van schuld en spijt. Hij dwingt Cornelie haar leven op te schrijven.
Dan gebeurt er iets vreselijks. Het is haar schuld, en ze kan zichzelf niet vergeven. Ze loopt weg van huis, maar haar herinneringen, haar schuldgevoel en vooral die ellendige hersens gaan gewoon met haar mee. Ze staat op het punt een definitieve oplossing te kiezen, als ze een oude man ontmoet die alles weet van schuld en spijt. Hij dwingt Cornelie haar leven op te schrijven.