In alle vier poëmen gaat het om 'Liefde met een hoofdletter'. Voor Tsvetajeva was lichamelijke liefde slechts belangrijk als uitvloeisel van de hoogste vorm van liefde, de liefde van de ziel. Ze eiste een zodanig hoog niveau van liefde, dat haar relaties hier telkens op stuk liepen. In 'De Tsaar-Jonkvrouw' loopt de liefde stuk op het zwakke karakter van de Tsarevitsj en op diens gebrek aan hartstocht. In 'Op een rood paard' wordt aangegeven dat voor het bereiken van de hoogste geestelijke waarden al het aardse geofferd moet worden. In 'Steegjes' komt de geliefde, die kennelijk niet aan de hoogste eisen voldoet, als een rund buiten de deur te staan. Alleen in 'De jongen' wordt aan het hoogst bereikbare voldaan: de geliefden verliezen zich samen in een eeuwig blauw vuur.