Een vrouw waakt bij haar man die, door een kogel in zijn nek, in coma van een missie is teruggebracht. Het huis staat in oorlogsgebied, haar buren worden gemarteld en onthoofd. Ze brengt haar dochtertjes onder bij haar tante en blijft zelf waken bij het lichaam van haar man. Dagenlang herhaalt de vrouw de gebeden die de imam haar heeft opgedragen. Ze geeft zichzelf de schuld, vervalt in waanzin, totdat ze zich realiseert wat voor leven ze tot dan toe heeft geleid: vernederd en mishandeld door haar vader, uitgehuwelijkt en in de echt verbonden zonder dat haar echtgenoot aanwezig was, sindsdien als slaaf vernederd door haar schoonfamilie en, als haar man eenmaal gearriveerd is, door hem genegeerd en als seksueel object gebruikt.
Hoe moedig is deze vrouw, maar hoe onvoorzichtig ook, als ze haar geheimen toevertrouwt aan het levenloze lichaam van haar man.