Frederik leeft teruggetrokken in een Roemeens dorp. Overdag knapt hij oude schuren op, ’s avonds zwerft hij weemoedig door de lege slaapkamers van zijn kinderen. Op een avond verschijnt een zwarte man in het televisieprogramma Spoorloos en beweert een zoon van zijn grootvader te zijn. De claim zorgt voor beroering bij de Duponts en dwingt Frederik naar de Hoorn van Afrika af te reizen om de man te zoeken. Een jeugdliefde staat erop hem te vergezellen.
In de jaren vijftig en zestig trokken tientallen jongens van Machinefabriek Dupont naar het Abessinië van Keizer Haile Selassie en stampten er suikerfabrieken uit de grond. De fabrieksjongens kwamen in een ruig, sprookjesachtig universum terecht; ze hadden ineens bediendes, paarden, vrouwen, motoren, auto’s. Ze waren koningen. Maar koningen voor korte duur. Zodra het driejarig contract afliep moesten ze terug naar de stempelklok, de draaibank en de boerenkool in Hengelo. Eén van de jongens kon dat niet.
Suikerbastaard is gebaseerd op de nauwelijks bekende geschiedenis van een immense Hollandse onderneming in de binnenlanden van Ethiopië en raakt aan de ingewikkelde verhouding tussen Europa en Afrika, tussen zwart en wit, de dominante positie die Nederland vijftig jaar geleden in Ethiopië innam en die nu door China is overgenomen, de teloorgang van Nederlands grootindustrie, de onmogelijkheid van behoud van onschuld.