Ergens in het meest zuidelijke randje van het platteland stond een kleine boerderij. Overdag hulde de zon het stenen bouwwerkje met zijn honingraatvormige dakpannetjes, de bijbehorende stallen van iepenhout en de kleine wijde ernaast in een oranje gloed. Maar als de nacht viel – en de maan haar intrede deed terwijl de inwoners van het landgoed onder de wol lagen – was de boerderij slechts een schim aan de top van een heuvel.
Op de boerderij woonde, zoals je misschien al vermoedde, een boer. Maar ook een moeder en een zoon. Vijftien schapen. Twee ezeltjes en een koe. Een zwarte kat luier dan gesnoeid gras. En tot slot een hele hoop kippen.
En ons verhaal volgt een kip genaamd Susan…
Op de boerderij woonde, zoals je misschien al vermoedde, een boer. Maar ook een moeder en een zoon. Vijftien schapen. Twee ezeltjes en een koe. Een zwarte kat luier dan gesnoeid gras. En tot slot een hele hoop kippen.
En ons verhaal volgt een kip genaamd Susan…