De Rotterdamse schrijver Jo Otten zocht tijdens het interbellum naar erkenning, maar moest vanuit de kantlijn van de literatuur machteloos toezien hoe zijn medestrevers, onder wie de essayist en criticus Menno ter Braak, de dienst uitmaakten. Te leven op duizend plaatsen schetst Ottens ontwikkelingsgang. Het is het tragische verhaal van een hypersensitieve intellectueel die zichzelf isoleerde van zijn tijdgenoten door zijn emoties te etaleren en zich in woord en gebaar te verzetten tegen de wetmatigheden die hem hinderden in zijn geestelijke bewegingsvrijheid.
Het gevoel en de verbeelding, het verstand en de werkelijkheid: het zijn de belangrijkste thema's die Rob Groenewegen in deze biografie belicht. In het zicht van een nieuwe wereldoorlog trachtte Otten een geschikte balans te vinden tussen deze ongelijksoortige grootheden, waarbij hij zich liet leiden door angst. Van dit proces deed hij onder meer verslag in zijn caleidoscopische novelle Bed en wereld (1932) en het theoretische supplement, het modernistische essay Mobiliteit en revolutie (1932), dat als bijlage in dit boek is opgenomen.
Literatuur, architectuur, studentenleven, film, politiek en filosofie komen sa-men in deze biografie, waarin tevens een beeld wordt geschetst van het literaire leven van Rotterdam tijdens het interbellum. Als uniek document is aan dit boek een causerie toegevoegd van de Rotterdamse journalist-schrijver Ben Stroman (1902-1985), die in 1940 zijn licht liet schijnen over de 'letterkundige schimmels en kasplanten' van de Maasstad.
«Juist doordat er over hem weinig kennis bestaat, lezen we zijn biografie met de onbevangenheid die garant staat voor verrassingen. Het interbellum, dat we zo goed kennen via de mannen van Forum, krijgt diepte in de uitstekende biografie van Jo Otten door Rob Groenewegen.» - Nelleke Noordervliet